CFEmCBbBbC
[Verse 1]
CFEmC
Walter was heel tenger toen hij op de wereld kwam
GCG
hij bestond praktisch enkel uit wat benen
CFEmC
wat roos-blauw rimpelig vel en een veel te grote kop
GC
z’n moeder durfde hem bijna niet spenen.
[Verse 2]
CFEmC
Maar na veel nachten zonder slaap, veel zorgen en geduld
GCG
werd Walter al wat sterker en op zeven
CFEmC
was ie ‘n doodgewone knaap, een beetje bleek misschien
GC
met het vooruitzicht op een onopvallend leven.
[Verse 3]
CFEmC
Walter zat soms urenlang in het kippenhok,
GCG
of soms op de knieën van z’n vader
CFEmC
die zong in falset: Zalig zijn de zuiveren van hart
GC
ze zullen tot de Heer worden verzameld!
[Bridge]
BbFCG
Zijn vader, hoogstwaarschijnlijk zelf een zuivere van hart
BbFCG
werd enkele jaren later ook verzameld
CAmFC
hij deed net een uitval naar een zilveruitje op z’n bord
CFGC
het was gewoon maar een breuk van de hartader.
[Verse 4]
CFEmC
Walters oom vond hem een baantje bij de Brabantbank
GCG
hij deed z’n paperassenwerk voorbeeldig
CFEmC
de directeur zei van ‘m: Walter is een flinke kracht
GC
maar om het ver te schoppen wat te melig !
[Verse 5]
CFEmC
Z’n vrienden schimpten: Heb jij wel eens ooit een vrouw gehad ?
GCG
hij glimlachte onzeker en verlegen;
CFEmC
Kom zaterdag na achten eens met ons mee naar de stad
GC
hij zei niet ja en sprak ze ook niet tegen.
[Verse 6]
CFEmC
Op zaterdag, na achten, klom Walter reeds in bed
GCG
terwijl het buiten naar jasmijnen geurde
CFEmC
regelde zijn wekker, sloeg z’n bijbel op en las
GC
wat indertijd met Habakuk gebeurde.
[Bridge]
BbFCG
Toen nam de Brabantbank een nieuwe hulpboekhouder aan
BbFCG
Saskia was mooi en heel gewillig,
CAmFC
ze had vreemde licht ogen, ze was jong, ze was niet dom
CFGC
ze liet Walter helemaal niet onverschillig.
[Verse 7]
CFEmC
De eerste keer dat hij haar vroeg, zei Saskia: misschien
GCG
ze vond hem saaier dan ‘n dooie goudvis
CFEmC
de tweede keer keek Saskia heel ernstig en zei ja
GC
een mens moet zich toch vestigen voor hij koud is !
[Verse 8]
CFEmC
‘n Anjer in z’n knoopsgat liep Walter naar z’n werk
GCG
liep zachtjes fluitend door de straten,
CFEmC
de deur stond op ‘n kier, hij trok zich eventjes terug
GC
ze waren over Saskia aan ‘t praten.
[Verse 9]
CFEmC
Arme stomme Walter, zei de hoofdboekhouder traag,
GCG
je zou ‘m best niet op dat feestje vragen
CFEmC
Jezus, Jezus, deed er een, wat heb ik in die laan
GC
‘n pret gehad met Saskia in m’n wagen.
[Bridge]
BbFCG
Walter stond weer buiten, staarde in de zon
BbFCG
Heer, in wie moet ik nog geloven?
CAmFC
Het zoemde in z’n schedel, het antwoord kwam terstond:
CFGC
Bestemmeling is onbekend hierboven.
[Verse 10]
CFEmC
De mensen lachten toen hij zei: Heer, wat moet ik doen ?
GCG
Hij hoorde niets, hij leek wel in extase,
CFEmC
het antwoord kwam dit keer van de affiches aan de muur
GC
z’n ogen lazen vaag: Houdt goed uw Pasen!
[Verse 11]
CFEmC
Walter liet ‘n advertentie plaatsen in de krant:
GCG
ik verklaar dat ik geen schulden zal betalen
CFEmC
die Saskia gemaakt heeft, daar ik het echtelijk dak
GC
verlaten heb, getekend W. De Schraele.
[Verse 12]
CFEmC
Walter keerde nooit terug naar de Brabantbank
GCG
hij leerde eigenhandig kleiwerk draaien
CFEmC
z’n kleren stonken maar hij zei: De vogelen des velds
GC
ze ploegen niet, ze zaaien noch ze maaien ...
[Bridge]
BbFCG
Hij leeft nu van z’n beeldhouwwerk, maakt Saskia’s van klei
BbFCG
ze lijken allemaal wel heel tevreden
CAmFC
‘k Ben de Alfa en de Omega, bromt hij zacht in zichzelf
CFGC
ik heb de sleutels van de toekomst en ‘t verleden.