A
[Verse 1]
AA7
Het was een reis van zeven dagen en de nachten waren lang
AA7
Maar ik had meestal goed gezelschap en ik was zelden bang
DAA7
Aan de andere kant van de heuvels was het gras niet altijd groen
EmAA7Em
Ik zou liegen als ik zei dat ik het over wilde doen
[Verse 2]
AA7
't Was bij het vallen van de avond toen de zon aan de einder stond
AA7
Dat ik aan het einde van de velden mijn reisbestemming vond
DAA7
In duizend boeken en verhalen had ik gelezen en gehoord
EmAA7Em
Van de vrede in het paradijs achter de hemelpoort
[Verse 3]
AA7
De poort was klein en sober, een simpele houten deur
AA7
In een muur van ruwe steen en van een onbestemde kleur
DAA7
Geen stralenkrans, geen hemels licht, geen fier wapperende vlag
EmDAA7
Alleen een bordje waarop stond “We zijn geopend op de laatste dag.”
[Verse 4]
EmAA7
Ik klopte aarzelend aan want dit was zo'n moment
AA7
Waarop de grote leegte gaapt als je hoort dat je niet welkom bent
DAA7
Aan het einde van een zware reis en vermoeid tot op het bod
EmDAA7
Maar ik zou antwoord krijgen op de vraag: “Wie of wat is God?”
[Verse 5]
AA7
De poort ging open en een man met baard keek me vriendelijk aan
AA7
“'t Is vandaag je laatste dag”, zei hij, “je mag naar binnen gaan
DAA7
Mijn naam is Petrus en je hebt weleens van me gehoord misschien?”
CAA7
“Natuurlijk”, zei ik, “maar wat ik vragen wou, mag ik God heel even zien?”
[Verse 6]
EmAA7
Petrus zweeg een ogenblik en keek me niet begrijpend aan
AA7
“Wie zeg je”, vroeg hij met gefronste blik, “ik heb je niet goed verstaan”
DAA7
Ik zei het opnieuw en Petrus reageerde wat verstoord
EmD
“God”, herhaalde hij, “die naam heb ik nog nooit gehoord
AA7
Er is niemand die zo heet hier achter de hemelpoort”
[Instrumental]
AA7DAA7EmDAA7
[Verse 7]
D
“En Jezus”, riep ik vertwijfeld en met dichtgeknepen keel
AA7
“Jezus ken ik wel”, zei Petrus, “maar zo heten er zoveel”
DAA7
“En Allah dan”, probeerde ik, “of Jahweh, klinkt dat misschien bekend?”
EmAA7Em
“Nee het spijt me”, zei Petrus, “maar denk nu niet dat je niet welkom bent.”
[Verse 8]
AA7
Ik liet de poort voor wat hij was en trok weer de velden in
AA7
Het paradijs zonder God had voor mij totaal geen zin
DAA7
Na vele uren wandelen bij het licht van zon en maan
EmDEm
Zag ik tussen dahlia's en asters een schamel hutje staan
[Verse 9]
D
Een kluizenaar zo leek het wel, een zonderling of een herder
AA7
En het einde van mijn reis want achter de hut ging het niet verder
DAA7
Wie leeft er nu op de grens van het alles en het niets?
EmDAA7
Een uitgestotene misschien, de duivel of zoiets?
[Verse 10]
AA7
Ik naderde de hut en keek nieuwsgierig door de ruit
D
Aan een tafel zat een echtpaar ze dronken thee en aten fruit
AA7Em
Ze wenkten me naar binnen en toen ik bij hen zat
F#mAA7Em
Ontdekte ik de hemel in de nerven van het tafelblad
[Verse 11]
C
Daar zag ik het stof der eeuwen tussen de kruimels van het ontbijt
D
En aan de muur tikte de wijzerloze klok der eeuwigheid
AC
Het echtpaar lachte me toe en zei met zachte stem
AA7
“Welkom in onze woning, aangenaam, wij zijn Hem”
[Verse 12]
AA7
“U zocht ons en u vond ons als dat de zin is van uw bestaan
AA7
Dan valt er dus niets te zeggen en kunt u in vrede gaan”
DAA7
Ik vroeg: “waarom zwijgt u zo angstvallig over uw aanwezigheid?”
EmDAA7
Ze antwoordden: “het weten maakt een einde aan de oneindigheid”
[Verse 13]
AA7
“Ach u weet wel het simpele verhaal van de wortel en het paard
AA7
Ons vinden is de moeite van het zoeken nimmer waard
DAA7
Dus ga terug naar het paradijs want dat is waar u hoort
EmD
U zult vergeten wat u hier zag opdat de rust niet wordt verstoord
EmDAA7Em
Maar in gedachten zijn we bij u, daar achter de hemelpoort”