A                   E7
Op de grote, stille heide.
E          A     E7      A
Dwaalt de herder eenzaam rond.
A                   E
Wijl de witgewolde kudde.
E                    B7     E
Trouw bewaakt wordt door de hond.
E7    A       E7       A 
En al dwalend ginds en her.
         D       E7       A
Denkt de herder: Och, hoe ver.
E7              A       
Hoe ver is mijn heide!
    D           A            E A
Hoe ver is mijn heide, mijn heide!

[Verse 2]
A                   E7
Op de grote, stille heide.
E          A     E7      A
Bloeien bloempjes lief en teer.
A                   E
Pralend in de zonnestralen.
E                B7        E
Als een bloemhof heinde en veer.
E7    A        E7     A 
En, tevree met karig loon.
         D       E7      A
Roept de herder: O, hoe schoon.
E7                 A      
Hoe schoon is mijn heide!
    D              A           E A
Hoe schoon is mijn heide, mijn heide!

[Verse 3]
A                   E7
Op de grote, stille heide.
E         A     E7      A
Rust het al bij maneschijn.
A                      E
Als de schaapjes en de bloemen.
E              B7     E
Vredig ingesluimerd zijn.
E7    A        E7     A 
En, terugziend op zijn pad.
           D      E7       A
Juicht de herder: Welk een schat!
E7                A    
Hoe rijk is mijn heide!
    D            A           E A
Hoe rijk is mijn heide, mijn heide!