E E B7 E [Verse 1] E E Ik heb geen vrouw om te minnen, geen dochter die bloost, B7 E geen boeken of kranten, geen antwoord van troost; E E geen zakdoek voor tranen, geen plaats in de hel, B7 E geen plaats in de hemel of aandelen in de Shell. [Verse 2] E E Ik heb geen bed om te dromen hoe het morgen zal zijn, B7 E geen hond die zal waken, al was hij nog zo klein; E E geen kroeg met wat vrienden om te spelen een spel, B7 E geen boom voor wat schaduw want de zon die steekt zo fel. [Chorus] E E Maar wel heb ik een mening en daar kom ik voor uit B7 E en heb ik een geweten met een stem zo luid E E en heb ik een maling aan een rang of stand B7 E en heb ik vuile nagels aan mijn rechterhand. [Interlude] E E B7 E [Verse 3] E E 'k Kreeg geen onderscheiding, geen lint op mijn borst, B7 E geen enkel medaille, geen hand van een vorst; E E zelfs geen klap op mijn schouders, al was het maar één keer, B7 E van iemand die 't goed meende, daarna nooit meer. [Verse 4] E E 'k Heb geen vrucht en geen noten, geen sfeer om me heen, B7 E geen angst voor de groten, geklaag voor geween; E E geen lachende narren, hoe zot ze ook zijn, B7 E geen acht op het sarren, het gekonkel, venijn. [End-Chorus] E E Daarover heb ik een mening en daar kom ik voor uit B7 E en heb ik een geweten met een stem zo luid E E en heb ik een maling aan een rang of stand B7 E en heb ik vuile nagels aan iedere hand. E E B7 E B7 E