GGD7G
[Verse 1]
GG
De jodelende fluiter gaat op weg door bos en hei,
G D N.C.
maakt een praatje met de koeien in de wei (mèè),
DD
loopt dan opgewekt en vrolijk, zwaait eens lustig met zijn stok,
D G N.C.
maakt eens kennis met een geitje of een bok (be be).
C G A D D7 N.C.
En de kippen (tok tok) of de vogels (fluit) weten zich door hem vereerd,
G C G D7 G N.C.
zelfs een varken knort: "goede morgen" als hij het kot passeert (knor knor).
[Bridge]
D D7 D D N.C.
De jodelende fluiter, dat is ne rare snuiter ...
[Chorus]
GD7GGD
Als hij jodelt, wel, dan fluit hij niet, yodel,
DA7DDG
als hij fluit klinkt er een vrolijk lied, yodel.
GD7GGC
Hij kent vast geen zorgen en verdriet, yodel,
CC#dim7GGD7G
omdat hij nooit ergens kwaad in ziet, fluit.
[Interlude]
GD7GGDDA7DDGGD7GGCCC#dim7GGD7G
[Verse 2]
GG
De jodelende fluiter vond op weg n' grote hond
G D N.C.
waar hij dad'lijk een hele goede vriend in vond (waf waf),
DD
hij liep samen met die keffer rustig op een boerepad
D G N.C.
maar ineens verscheen een heel grote kat (miauw miauw).
C G A D D7 N.C.
En die kater (blaas) en die blaffer (grom) vielen vechtend op elkaar
G C G D7 G N.C.
en een koekoek hoog, in de bomen, keek hoofdschuddend ernaar (koek-koek).
[Bridge]
D D7 D D N.C.
De jodelende fluiter, dat is ne rare snuiter ...
[Chorus]
GD7GGD
Als hij jodelt, wel, dan fluit hij niet, yodel,
DA7DDG
als hij fluit klinkt er een vrolijk lied, yodel.
GD7GGC
Hij kent vast geen zorgen en verdriet, yodel,
CC#dim7GGD7G
omdat hij nooit ergens kwaad in ziet, fluit.